Vaste Stok

• Inleiding
• Meer achtergrond informatie over deze vistechniek
• Aanschaf van een vaste hengel
• Vissen met de vaste hengel
• Het uitpeilen van het water
• Aasaanbieding in stilstaand water
• Vissen in stromend water
• Vissen met elastiek in de top
• Enkele praktijktips voor het vissen met vaste hengel

Inleiding

 
De ideale keuze voor een beginnende visser (vooral bij jeugdige) is een vaste hengel of vaste stok. Deze hengel is eenvoudig in gebruik en hier begint voor velen het eerste contact met een gevangen vis. Een vaste hengel is een hengel zonder molen. Aan de top van deze hengel zit een lijn met daaraan een dobber, lood en een haakje. Door aan de haak b.v. deeg of maden te doen kan men reeds de eerste inworp doen en wachten tot de dobber onder gaat. Men kan d.m.v. lokvoer de vis sneller op de visstek krijgen. Denk echter wel, indien er te veel wordt aangevoerd met lokvoer de vis zich zat vreet en de aanbeten nalaten. Vissen met een vaste hengel is een “statische visserij”, omdat de visser zich uitgebreid op zijn stek kan installeren, omdat hij daar waarschijnlijk een langere tijd zal blijven.

Witvis is de verzamelnaam voor een groep vissen, waartoe onder andere de alver, brasem, kolblei, kopvoorn, blankvoorn, ruisvoorn en winde behoren. De vaste hengel vormt zoals eerder aangegeven ongetwijfeld de basis voor en de instap in de witvis sportvisserij. Daarmee kan men de eerste beetervaringen opdoen en ook kennis maken met de klassieke opbouw van de lijn, de functie van dobber en lood, en het belang van een aangepaste haakkeuze. Tegenwoordig worden vaste hengels gebouwd uit glasvezel, carbon of kevlar of uit hun composieten waarbij men probeert de goede eigenschappen van iedere materiaal component te verenigen in hun composiet. Het gebruikte materiaal speelt wel een rol in de prijsbepaling. Hoe hoger het percentage carbon of kevlar, hoe hoger de prijs maar hoe lichter de hengel.
Bij vaste hengels zijn er in de opbouw drie types:
• “telescopisch” waarbij alle delen naar achteren toe in elkaar schuiven en bij uitbouw in elkaar klemmen.
• “insteek” waarbij elk volgend deel in het voorafgaande deel past beginnend van onder naar boven.
• “oversteek” waarbij elk volgend deel in de mengbussen over het voorgaande past.

 

Tevens is er nog een verschil bij een insteek- en een oversteek hengel. Namelijk: een insteek hengel is in het algemeen dunner van diameter maar hangt meer door op langere lengtes, een oversteek hengel is in het algemeen van diameter iets dikker maar hierdoor strakker op langere lengtes. In Nederland wordt het meest gebruik gemaakt van insteekhengels. Een lengte tot 9,5 m biedt de recreatieve hengelaar de mogelijkheid om op de meeste visserijen goed aan de slag te kunnen. Voor de competitievisserij heeft men wel een 11 m, een 12,5 m of zelfs een 14 m nodig.
Meer achtergrond informatie over deze vistechniek

 
Bijna iedereen heeft wel eens in zijn leven gevist met een vaste stok; de oude bekende bamboehengel uit de jeugd, of anders wel met de opvolger van de bamboehengel, een telescopische hengel voorzien van een topoog waar je je snoertje aan vast kon knopen. Boven aan de zijkant zat dan het zogenaamde “kikkertje” waarop men het te veel aan lijn of je vislijn weer aan kon oprollen na het vissen. In het algemeen monteert men kikkertjes op het tweede deel van de top. Als de visavond was afgelopen werd deze vaste hengel weer in elkaar geschoven en vervolgens opgeborgen in de schuur gezet en direct gereed voor de volgende visdag. Vaak werd met deze hengels gevist in de sloten in de directe omgeving van het huis, en was de hengellengte (ca. 4 meter) meer dan voldoende om halverwege het water te zitten met je dobber.
Voor de wat bredere viswateren werd je door de hengelsportwinkel geadviseerd om een loodzware 7 meter lange hengel aan te schaffen, welke meestal opgebouwd waren uit glasvezels. Na de vissessie, ging je minimaal met een vermoeide rug naar huis, omdat deze “lange” hengels soms wel meer dan 1,5 kilogram wogen. En dat is dan toch wel een zware belasting om uren achtereen mee in je handen te gaan moeten zitten.

 

Later zijn hengels veelal gemaakt van carbon. Hierdoor werden de hengels niet alleen veel lichter, maar ook sterker en “strakker”. Met dit “strakker” bedoelen we dat de hengel loodrecht naar voren staat en dus niet in een grote boog, wanneer deze volledig in elkaar is gezet. Doordat de hengels met lichter materiaal werden gemaakt, was het zelfs mogelijk om vaste stokken te kunnen maken van meer dan 11 meter, terwijl deze dan nog ver onder de kilogram aan gewicht bleven.
De term krachthengels staat voor een nieuwe generatie vaste hengels. Dit zijn hengels die een lijndikte van 18/00 tot 25/00 niet uit de weg gaan. De sterkte, kracht, actie en drileigenschappen zijn aangepast aan het vissen met dikker nylon. Krachthengels zijn ook uitstekend te combineren met een dikke elastiek (b.v. 2,15 – 2,55 – 2,70 mm). Krachthengels zijn tevens ontworpen voor het echte “trek- en sleurwerk”. Dat wil zeggen dat er binnen de korst mogelijke tijd zoveel mogelijk brasem van formaat in het net gevist worden.

 

Wanneer de brasem massaal op de voerplek zit en hij bijt dat het zijn lust is, dan mag er geen tijd verloren gaan en de dril moet zo kort mogelijk zijn. Wanneer er nog eens karpers nodig zijn om een goed eindresultaat neer te zetten, dan laten deze krachthengels zich van hun beste kant zien. Men heeft met deze hengels voldoende “power” in handen om de nodige, constante druk op deze “zoetwatervarkentjes” uit te oefenen. Iedere krachthengel heeft een aantal sterke punten en zal vooral de hengelaar zelf zijn die de uiteindelijke keuze maakt in functie van de viswaters die hij regelmatig bevist en de aanwezige visstand. Eerst en vooral moeten we stellen dat het eigengewicht van een krachthengel in feite van ondergeschikt belang is. Het is de balans die bepaalt of de hengel goed in de hand ligt.
Aanschaf van een vaste hengel

 
Bij de aanschaf van een vaste hengel is het eerst en vooral nodig een aantal zaken op een rijtje te zetten. Het aanbod is zo groot dat het niet altijd even gemakkelijk is een keuze te maken:
Lengte:
Voor een doordeweekse visserij vormt de extra lange hengels (12 meter en meer) echt een uitzondering. Dergelijke hengels richten zich meer op de echte topcompetitie. Toch is de koop van een 11 meter hengel niet verkeerd. Men kan de stek, zelfs al vist men op 9,50 meter beter afpeilen.
Het gewicht:
Het eigengewicht van de hengel voelt men pas wanneer men de hengel in elkaar heeft gestoken. Hoe lichter de hengel, hoe comfortabeler we ermee kunnen vissen. Maar de hengel moet ook een goede balans hebben. Het heeft geen zin met een lichte hengel aan de waterkant te zitten die topzwaar is en daardoor minder prettig vist. De balans van een vaste hengel is veel belangrijker dan het gewicht. Het balanspunt kunnen we gemakkelijk bepalen door de hengel op de vlakke hand in evenwicht te brengen. Het is bij aanschaf van gelijk welke vaste hengel belangrijk dat we die hengel op de juiste lengte die we willen aanschaffen in de hand kunnen nemen om na te gaan of het een hengel is die ons honderd procent bevalt.
De strakheid:
Op stromend water, waar we een drift zo perfect mogelijk moeten uitvoeren, zonder horten en stoten om het aas zo natuurlijk mogelijk aan te bieden, kiezen we voor een strakke hengel. Ook om de lijnopzet te blokkeren is een strakke hengel noodzakelijk. Met een hengel die te soepel is in de top, kan men de haak niet goed zetten. De strakheid hangt nauw samen met het gebruikte basismateriaal. Voor een vijvervisserij, zeker als er grote brasem en karpertjes gevangen moeten worden, verkiezen we een hengel die in de top een meer progressieve buiging heeft die in functie staat van de gevangen vis en de kracht die wij de dril op deze vis uitoefenen.
Elastiek ja of nee?
Een elastiek die in de top of in meerder delen wordt ingebouwd is altijd een pluspunt. De eerste run van de vis wordt perfect opgevangen en we kunnen zelfs iets lichter vissen. Zeker bij een strakke hengel, is een elastiek noodzakelijk. Zorg er wel voor dat je de vis de baas blijft en niet dat de vis meters en meters elastiek uit de top trekt, zodanig dat de vangst zo goed als niet te drillen is. Tussen hengel, elastiek en lijn moet er een optimale balans zijn.
Verkrijgbare lengten van vaste stokken zijn net zo verschillend als het aantal beschikbare merken op de markt. Men doet er altijd verstandig aan om uw hengelsport winkelier te vertellen wat men precies met deze hengel wilt gaan doen. Door zijn ervaring en door de informatie die de winkelier via zijn klanten toegespeeld krijg, weet hij beter dan wie ook of de gekozen hengel wel geschikt is voor het doel. Goed materiaal is trouwens ook in de hengelsport het halve werk.
Kijk daarom niet op een paar centen en koop de meest geschikte hengel, ook al ligt de prijs misschien iets hoger dan het vooropgestelde budget. Voordat u over gaat tot een definitieve aankoop is het aan te raden om eerst testen in de bekende hengelsport vakbladen te lezen en op internet bij de online shops rond te kijken.
Vissen met de vaste hengel

 
Wanneer u eenmaal de keuze hebt bepaald en u gaat naar de waterkant dan moeten eerst nog een aantal technische zaken in orde worden gemaakt voordat met het vissen gestart kan worden. De juiste manier is om de spullen op de visplaats te organiseren. Als we alles binnen handbereik hebben weten we zeker dat we gerust aan een hengelsessie kunnen beginnen.
Met een korte hengel is het mogelijk te vissen met een tuig dat bijna even lang is als de hengel. Men spreekt dan ook wel van “uit het handje vissen”. De hengel hoeft dan niet worden afgestoken of afgebouwd om bij de haak te kunnen komen. Dit is een zeer prettige manier van vissen. Het is een ander verhaal als we met een lange hengel willen gaan vissen én wind en stroming zijn een negatieve factor. Dat zijn de omstandigheden zodanig om te kiezen voor het vissen onder de top van de hengel. Het tuig dat dan gebruikt wordt zal meestal korter zijn als de lengte van de hengel en er wordt dan ook gevist met een “kortere opslag”. Dit betekent dat slechts met een kort stuk lijn (ca. 1 meter) tussen de top en de dobber. De voordelen dan zijn dat wind noch stroming de dobber uit zijn baan kunnen trekken. De visser heeft dus een maximale controle op zijn vislijn en het aanslaan van een aanbijtende vis kan sneller en beheerst gebeuren. Om dan bij de haak te kunnen komen zal de visser de hengel horizontaal achter zich weg moten steken, om de hengel daarna (meestal bij het derde of vierde deel) uit elkaar te halen.
• Iedereen die met de vaste hengel vist dient zogenaamde “V-rollers” of rollerbankjes te gebruiken.

Als je tenminste een tijdje met je hengel wilt vissen zonder deze te beschadigen, maar ook met drillen van vis om de hengel met gevoel naar achteren te verplaatsen. Plaats de steun goed vast of verzwaar deze eventueel met een emmer water. Ook moeten we erop letten dat bij sterke wind de hengel er niet uitgeblazen wordt. Bij sommige rollers is de mogelijkheid om ook de bovenzijde af te sluiten.
• Daarna zal na de aanbeet, de hengel volledig naar achteren moeten worden afgerold om de vis op de waterkant te krijgen. Wanneer de hengel even lang is als de gehele nylonlijn kunt u dat gedeelte eerst van de hengel verwijderen en dan pas de vis binnen halen.
Het uitpeilen van het water
Zet een naar eigen inzicht een juist tuigje aan de hengel. Doe vervolgens een dieptelood aan de haak. Het uitpeilen doen we recht
onder de hengeltop.
• De dobber wordt nu ingesteld op de vermoedelijke diepte.
• Laat het peillood rechtstandig onder de top in het water zakken. Onder het gewicht van het peillood staat de top krom gebogen.
• Als het lood de bodem raakt zal de top zich weer ontspannen en weer recht gaan staan. We schuiven de dobber net zo lang dat bij het uitloodden het puntje van de dobber boven water staat.
• We hebben nu zo uitgelood dat de haak op de bodem staat. Dit is een prima afstelling om het vissen te beginnen.
We gaan nu voor en achter de vis stek peilen om te zien of de bodem hier recht verloopt en niet in een kuil of in een
richel. Het mooiste om te vissen is een vlak stuk bodem. Dit stuk peilen we af door zowel links, rechts, voor en achter het
uitgepeilde punt de bodem af te peilen. Hebben we een mooi stuk gevonden dan is het noodzaak om het peilen te herhalen met een licht peilloodje om het wegzakken van het zwaardere peillood in de modder te niet te doen. Maak dus altijd een paar peilloodjes met een verschillend gewicht.
Het is handig direct na het peilen de gevonden waterdiepte te markeren, zodat al verschuiven we de dobber vele malen eenvoudig teruggevonden kan worden. Het markeren kan d.m.v. een elastiekje of een stukje tape op de hengel, of door een markering van “Tipex” op de lijn welke er met een doekje en thinner weer af te halen is.
Aas aanbieding in stilstaand water.
Actief vissen
We kunnen bijvoorbeeld door het zeer langzaam en in een vloeiende beweging verplaatsen van de hengeltop de vislijn verslepen. Het aas zal zich dan over het voer en tussen de azende vissen door verplaatsen. Dit verplaatsen moet wel zeer langzaam gebeuren om de vis geen argwaan te laten krijgen. Hoe traag? Wel, u doet het goed wanneer de dobber zo langzaam verplaatst wordt dat je het zelf nauwelijks in de gaten hebt.
Lokken
Hierbij wordt de dobber zo langzaam mogelijk met korte rukjes voortbewogen, zodat het aas als het ware over de bodem voort springt. Lokken gaat het beste met een slank model dobber, waarbij we moeten beseffen dat de plaats van het bovenste oogje bepalend is voor het gedrag van de dobber als er met de hengeltop aan de lijn wordt getrokken. Als we de dobber, in plaats van door het bovenste oogje, vastklemmen met een ringetje dat we uit een stukje siliconenslang geknipt hebben, dan kunnen we door de plaatsing van dit ringetje te veranderen het gedrag van de dobber beïnvloeden. Schuif bijvoorbeeld het ringetje maar eens halverwege de dobber. Als we nu met de top aan de lijn trekken zullen we de dobber uit het water zien klimmen. Het aas zal nu over de bodem huppelen.
Onderstroming.
Als we niet zeker zijn of er een onder stroming is, dan doen we er goed aan eens links en rechts van de voerplek te gaan vissen.
Vissen in stromend water
Het vissen in stomend water gebeurt met dobbers met een groot drijflichaam. Dit wordt bereikt met ronde en buikige dobbers. Driften wil zeggen dat de lijn telkens tegengesteld aan de stroomrichting wordt ingelegd, waarna de de dobber “vrij” met de stroom kunnen laten meedrijven. Schaam je niet om ook eens extra zware dobbers te proberen. Maak eens een setje tot een drijfvermogen van 7 gram. In stromend water kunnen we een zogenaamde drift maken. De lijn wordt hierbij telkens tegengesteld aan de stroomrichting ingelegd, waarna we deze vrij met de stroom laten meedrijven; dit is de eenvoudigste manier van driften. Deze manier is niet erg gunstig omdat de vis met de kop tegen de stroom in zal blijven liggen om het aas te kunnen pakken.
Hierop is een uitzondering, het “invers driften”. Vaak wordt door het snelle middenwater, dat is de waterlaag tussen de oppervlakte en de bodem, de aasaanbieding nadelig beïnvloed. Men moet er voor zorgen dat het aas voorop in de stroom wordt aangeboden. Er mag dus geen bocht (met de stroom mee) in de lijn komen. Om dit te bereiken, kan heel goed een tweede druppelloodje halverwege de diepte van de lijn geplaatst worden. Het is wel even oppassen bij het inleggen van de lijn. Dat moet altijd met een strakke, gestrekte lijn gebeuren, omdat we anders problemen krijgen met de verzwaarde lijn.
Vissen met elastiek in de top
Dit systeem heeft een vast plekje veroverd in het foedraal bij de vaste stok vissers. Het elastiek begint te werken tijdens de dril of de vlucht van de vis. Het maakt de vis moe en voorkomt lijn breuk of uitscheuren van de haak. Het is mogelijk om meerdere delen van de hengel het elastiek te monteren (b.v. 1+2 en 3+4) om b.v. grote vissen te kunnen vangen. Je komt natuurlijk niet alleen met één soort elastiek klaar. Je gebruikt meerdere toppen met verschillende diktes nylon, aangepast aan de hengel of toppen. De inbouw van het elastiek in de hengel is eenvoudig met behulp van een elastiektrekker en is vlug klaar.
Enkele praktijktips voor het vissen met vaste hengel
• Voor de voornvisserij stel je je dobber zo in dat de beaasde haak net boven of net op de bodem rust. Je gebruikt een peillood om je dobber haarfijn af te stellen.
• Voor brasem vis je met je onderlijn een flink stuk op de bodem. Na het instellen van de dobber op precieze bodemdiepte, schuif je je dobber zo’n 20 à 30 cm omhoog. Dan ligt je onderlijn volledig op de bodem. ij winderig weer of bij onderstroming kan je de lijnmontering beter “verankeren” door op de onderlijn een klein loodhageltje te knijpen. Dat heeft geen effect op de dobber.
• Vaste hengels, hoe duur of goedkoop ze ook mogen zijn, moeten onderhouden worden. Het meest slijten vaste hengels aan de bussen en zeker die bussen van de delen waar de hengel afgestoken wordt. Vuil en voerdeeltjes die aan de hengel kleven zullen deze slijtage in de hand werken. Maak na iedere vissessie de hengel goed schoon. Is de hengel nat, neem hem dan uit elkaar en laat de delen goed drogen. Behandel de hengel voor het seizoen en minstens een keer tijdens het seizoen met “auto-wax”. Dit werkt water- en vuilafstotend en geeft de hengel een glad oppervlak zodat hij gemakkelijk door de handen schuift.