Alles over wormen

ALLES OVER WORMEN, hoe er mee te vissen en… zelf te kweken

Worm en mestpier, aas bij uitstek.
Met een worm of mestpier als aas kun je eigenlijk heel veel vissoorten vangen. Er zijn zelfs vissoorten bij zoals zalm, zeeforel en forel waarbij het verboden is om een worm als aas te gebruiken. Dit geeft aan dat de worm een enorme aantrekkingskracht heeft op de vis. Een echte lekkernij, die vlak bij huis kan worden gevonden, gekweekt of je koopt ze gewoon bij de hengelsportzaak. Het verbod om wormen te gebruiken op de eerder genoemde vissoorten geldt met name in het buitenland op gepachte rivieren. Op deze wateren is het vaak alleen maar toegestaan om te vissen met kunstaas, zoals de vlieg gepresenteerd aan de vis door middel van de vliegenhengel. Toch ken ik een aantal vliegvissers, die op hun trip naar het buitenland altijd zo’n ‘verborgen’ doosje met wormen bij zich hebben. Menigmaal is dit de redding van een visvakantie geweest.

Scherp vissen met een worm.
Twee wormen op de haak, met op de punt nog een made of een caster is tegenwoordig geen vreemde vertoning aan de waterkant. Ook diverse andere combinaties worden dagelijks gehanteerd met de worm als basis.
Door veel hengelaars wordt de worm gezien als een aassoort waarmee je niet scherp kunt vissen, of niet ‘behoeft’ te vissen! Dit laatste komt voort uit de veronderstelling dat de worm vrij lang is, en wanneer er twee of drie op de haak worden gezet het niet nodig zou zijn om direct aan te slaan. Een worm of mestpier op de juiste haak en de goede manier bevestigd, vist net zo scherp als een deegje.
Wanneer men gaat vissen met de worm zorg er dan altijd voor dat de haakpunt vrij is, dus uitsteekt. De haakpunt in de worm verbergen betekent dat je er doorheen moet slaan en dus niet scherp kunt vissen. Met scherp bedoel ik bij de minste aanbeet direct aanslaan. Nu zijn in de praktijk uitzonderingen en variaties op aanbeten altijd aan de orde van de dag. Dan moet je je natuurlijk aanpassen. Dus het kan best voorkomen dat je tot vijf moet tellen, voordat kan worden aangeslagen, maar dan toch scherp vist!

Natuurlijke aanbieding van de worm.
De worm behoort tot de levende aassoorten die wij als hengelaars gebruiken, en dient dus als zodanig te worden aangeboden. Dit betekent dus niet vier wormen op een kluitje. Vist u met één worm dan tweemaal door de haakpunt prikken en doorschuiven naar de haakbocht. Vis je met twee wormen dan slechts eenmaal aan de haak prikken.
Geef de wormen de ruimte! Niet alleen op de haak, maar ook op de voerstek. Met name brasem aast tegen de bodem. Hang dus geen klomp lood boven de haak. U kunt gerust over de boden vissen, maar geef minimaal 20 centimeter vrijheid. Dus een klein loodje op deze afstand van de haak zorgt ervoor dat het aas op een ‘natuurlijke’ manier aan de vis wordt gepresenteerd. Dit loze stukje lijn, geeft onder water zoveel vrijheid, dat wanneer de hengelaar de dobber plus lijn langzaam verplaatst de worm gestaag over de voerplek wordt getrokken. Een aantrekkelijke hap die weinig weerstand biedt voor de azende vis die dus weinig argwaan zal hebben voor deze hap.
Door het brasemvoer worden tegenwoordig ook stukjes worm gebruikt. Een bak wormen wordt met behulp van een schaar door het gereedstaande voer geknipt. Ballen worden gemaakt en ingeworpen. De stukjes worm steken uit de voerbal en brengt de vis aan het azen. Hangen er dan hele of zelfs twee wormen boven dit voer, dan is succes binnen handbereik.

Worm aan een wollen draad.
Niet allen voorn, brasem, baars, forel en zalm, om er een paar te noemen zijn verzot op een worm. Wat dacht u van paling? Een plaag voor de wedstrijdvisser die vaak zijn dunne tuigje verloren ziet gaan. Voor de hengelaar die gericht op paling vist, een sportvis eerste klas, die nog erg lekker is op de koop toe. Specialisten vangen de grote exemplaren met behulp van aasvisjes. Het leuke van paling is dat hij bijna overal voorkomt. In vijvers, singels, plassen, kanalen, rivieren, polders en meren. Een uitgekiende manier om paling te vangen is met behulp van de zo genaamde ‘peur’. Een wollen draad vol geregen met wormen.
Met zo’n peur is het dus mogelijk om paling zonder haak te vangen. Wat is een peur en hoe gaat dat in zijn werk? Om een peur te maken heeft u een wollen draad nodig van ongeveer één meter lengte , grote wormen, een peurlood en een korte hengel voorzien van een dikke lijn, en een goede rijgnaald nodig. Maak de wollen draad vast aan de rijgnaald en rijg de wormen er in de lengte erop tot de gehele draad volzit. Vervolgens draait u nu de volle draad om de hand, nadat de uiteinden aan elkaar zijn vastgemaakt. U maakt kleine cirkels van wormen om de hand, zodat u een soort armband van wormen krijgt. De armband van de hand halen en aan één kant met een stukje nylon bij elkaar binden. Dit punt is nu de bovenzijde en hierboven wordt het zogenaamde peurlood vastgemaakt. Dit zorgt ervoor dat de peur op de juiste diepte komt te hangen en er ook blijft. Peur en peurlood worden nu aan de dikke lijn van de peurstok bevestigd en klaar is Kees. Op een plaats waar we veel paling kunnen verwachten laten we nu de peur in het water zaken. De wormen verspreiden een aantrekkelijke geur voor de paling. De paling bijt zich vast in de worm, dus ook in de wollen draad en het geel wordt voorzichtig opgetild boven een opblaasbaar kinderbadje en de paling wordt er vervolgens afgeschud of -getikt. Op deze manier, wanneer de paling ‘loopt’, kunnen er wel meer dan honderd aan één peur worden gevangen. Na verloop van tijd is de peur aangevreten en zal deze vervangen moeten worden. Gaat u dus met de peur op paling, maak er dan meer dan één.
Om met de peur op paling te vissen moet men in ons land wel beschikken over een zogenaamde peurvergunning. Op de meeste wateren in ons land zijn de rechten om aal of paling te vangen in het bezit van een beroepsvisser. Wilt u meer weten over deze zeer aantrekkelijke en avontuurlijke manier van vissen, informeer dan eens bij een hengelsportvereniging in de buurt. Misschien kunt u in het bezit komen van de voor vele hengelaars zo fel begeerde peurvergunning.

Zelf mestpiertjes kweken.
Een aassoort is: kleine rode mestpiertjes. Zeker in de wedstrijdvisserij. Nu is het niet mogelijk deze altijd in de winkel te kopen. Zelf kweken is dan de oplossing, of er moet een goede mesthoop in de buurt zijn die zorgt voor een constante aanvoer.
Er zijn verschillende manier om mestpiertjes te kweken, ik behandel er twee voor u. U behoeft voor beide manieren geen tuin of erf te hebben, nee, u kunt het op zolder, in de kelder of in de schuur voor elkaar krijgen.

De eerste manier is vrij eenvoudig maar erg succesvol. U heeft nodig een tempexdoos van 30 bij 50 centimeter met een hoogte van 15 tot 20m centimeter. Een jute zak, wat paardenmest en natuurlijk mestpieren. Om te starten koopt u in de winkel twee doosjes mestpiertjes. Deze bevatten zo’n vijftig stuks, zodat met honderd mestpiertjes wordt gestart. De piertjes in de tempexdoos plaatsen tussen en onder de mest. De doos nu afdekken met de jutezak en het geheel op een plaats zetten met een constante temperatuur van ± twintig graden. De jutezak heeft een tweeledige werking. De zak zorgt ervoor dat de wormen, mits de zak er goed strak omheen zit, er niet uit kruipen. Daarnaast zorgt de jutezak voor de juiste donkere ‘belichting’ en door de zak vochtig te houden ook voor het juiste klimaat. Gooi er om de twee weken wat slabladeren bij, als voedsel. Na een week komen de eerste eitjes, na twee tot drie weken ziet u de eerste jonge mestpiertjes door de bak kruipen. Om de drie maanden zorgt u voor wat nieuwe grond en mest omdat deze uitgeput raken. Een maand na de start kunt u gaan ‘oogsten’ en heeft u ‘kakelverse’ mestpiertjes voor elke visdag.

De tweede manier is afkomstig van de helaas te vroeg overleden Cor van Beurden. In principe komt het op hetzelfde neer, allen wordt er nu en ‘fabriekje” van gemaakt, met uiteindelijk een mestproductie geschikt voor uw kamerplanten.
Gebruikt u houten bakken van veertig bij vijftig centimeter, met een hoogte van acht centimeter. De bodem bestaat uit gaas met een opening van een halve centimeter in het vierkant. Voor zo’n kwekerij gebruikt vier van dergelijke bakken en plaatst ze op elkaar in een tempexomhulsel, om de zo belangrijke constante temperatuur te bereiken. Gebruik ook hiervoor paardenmest, die eerst onder plastic moet broeien totdat er een heel dunne mest ontstaat. In de onderste bak wordt nu de mest gedaan. De bak vullen totdat er een kop op staat. De bak afdekken met een jutezak, die altijd iets vochtig moet worden gehouden en daarna op een plaats zetten met een temperatuur van zo’n twintig graden. Ma een week zijn er de eerste eitjes. Uit één eitje kunnen wel vijftien kleine mestpiertjes komen. Deze kleintjes kleuren binnen enkele dagen naar de zo felbegeerde rode kleur en zijn zelf na drie maanden geslachtsrijp.
Doordat wormen mest consumeren raakt deze op. Ook zelf produceren zij mest, maar u zult toch regelmatig, zeg maar om de week wat mest moeten bijvoegen. Wanneer de jute zak wordt aangevreten, wordt het tijd om de tweede bak met mest boven op de eerste te plaatsen. De mestpiertjes kruipen nu vanzelf naar boven door het gas op weg naar nieuw voedsel. Op deze manier kunt u doorgaan met het plaatsen van bakken. Uiteindelijk kunt u uit de bovenste bak mestpiertjes rapen die u nodig heeft voor de visdag.
De onderste bak zal nu geheel gevuld zijn met wormenmest. Dit is een uitstekende mest voor uw planten. Op deze manier heeft u dus binnen één maand een kwekerij die de ‘van Beurden” mestpier levert, plus een prima mestkwekerij voor uw kamerplanten.

 

bron:hsv lunteren